Varkens krijgen de ruimte op kloosterboerderij Lilbosch

Abdij Lilbosch in Echt is de thuishaven van het Livar kloostervarken. De dieren krijgen er de ruimte om dier te zijn en dat levert het lekkerste vlees op, zegt de abt van Nederlands laatste kloosterboerderij. Goed zorgen voor de schepping is voor de cisterciënzer monniken vanzelfsprekend.

Livar kloostervarkens

Op Abdij Lilbosch mogen de varkens zelf kiezen of ze in hun hok in het stro willen slapen of zich liever koesteren in de zon, wroeten in de modder of nieuwsgierig staren naar voorbijgangers. Rubberen flappen houden de wind buiten, maar wijken gewillig voor het weldoorvoede varkenslijf. De abdij in het Limburgse Echt is de thuishaven van het Livar kloostervarken, in heel Nederland geliefd om zijn oorspronkelijke smaak. Dat komt, zegt abt Malachias, doordat het dier hier zichzelf mag zijn. “En daardoor geeft het ook meer van zichzelf terug. Meer varken, meer smaak.”

Veertien monniken runnen de laatst overgebleven kloosterboerderij van Nederland, samen met een aantal parttime krachten van buiten. Naast zo’n zeshonderd varkens vragen de akkers en het agrarisch natuurbeheer hun aandacht. “Onze bedrijven zijn ook bedoeld om de schoorsteen te laten roken”, zegt broeder Malachias. “Een van de kenmerken van de cisterciënzer orde is dat wij leven van onze arbeid.”

Aandacht voor de schepping en de Schepper

Maar niet minder hebben de broeders de arbeid nodig om hun monastieke roeping te volbrengen, zo legt hij uit. Lilbosch is een slotklooster: gasten zijn normaal gesproken welkom in het gastenhuis en bij de diensten, maar de monniken leven in stilte achter gesloten deuren. Of, zoals de abt grapt, in “een soort vrijwillige lockdown”.

Het werk op het land en in de stallen helpt hen uit hun eigen gedachtewereld te treden en ontvankelijk te zijn: voor de schepping, die soms weerbarstig is, en voor de Schepper. “Zoals je bij dit werk steeds moet inspelen op de omstandigheden en op de aard van het dier, zo moet je in het gebedsleven steeds inspelen op Gods genade. Dan ontstaat er een dynamiek die voor verrijking zorgt.”

En als het dan lukt om niet alleen voor eigen gewin te gaan, maar het varken ook wat te gunnen – ruimte, bewegingsvrijheid, regionaal geteelde granen – dan word je beloond met een goede smaak, zo geloven de broeders (die overigens zelf vegetariër zijn). Dat is een verhaal dat ook buiten het klooster aanslaat, zo bleek toen ze ruim twintig jaar geleden de kans kregen om onder het label Livar (Limburgs varken) samen te werken met een aantal varkensboeren uit de regio. Inmiddels is de vraag zo groot dat ook op andere plekken in de provincie Livar-varkens gehouden worden, op dezelfde manier als de broeders dat doen en onder supervisie van de abdij.

Het betekende een welkome uitbreiding van deze bedrijfstak, want melkvee was lastig te combineren met de dagorde van het klooster. “En de marges in de landbouw krimpen, maar de onkosten van de abdij niet.”

Niet alleen euro’s oogsten

Op hun akkers verbouwen de monniken graan, suikerbieten, maïs en koolzaad, met zo min mogelijk kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Dat levert spanning op, erkent de abt. “Als je gaat voor de laatste euro, dan zijn wij niet de beste. Maar nee zeggen tegen winstmaximalisatie is voor ons ook een vorm van vasten. Wij kiezen ervoor om ook andere dingen dan euro’s te oogsten: de vreugde en vormende kracht van ons werk, de rijkdom van de schepping.”

Die rijkdom toont zich bijvoorbeeld in een grote verscheidenheid aan libellen en een vleermuizenkolonie die de zolders van de abdij tot kraamkamer heeft verkozen. Mede hierom is het honderdvijftig hectares tellende domein, dat in een oeroud Maasdal ligt, als beschermd Natura 2000-gebied aangewezen.

Duurzame keuzes

Ook voor hun gebouwen proberen de monniken duurzame keuzes te maken. Broeder Malachias wijst op de zonnepanelen en het sedumdak op de stallen, de geïsoleerde spouwmuren van de abdij en het helofytenfilter dat het afvalwater zuivert. Toch hoeft Lilbosch van hem niet zo nodig een ‘groene abdij’ te heten. “Wij zijn trappistenmonniken en dus zijn we groen”, stelt hij.

De broeders zorgen goed voor de plek waar ze wonen. Het abdijcomplex ziet er pico bello uit en dat moet ook, juist als je ervoor kiest om op deze ene plek te leven, vindt de abt. Want zoals het landschap een gebedsweg is, zo is schoonheid dat ook. “Het ordent je ziel.”

Hij noemt de naam van Edith Stein, de karmelietes die in Echt leefde voordat zij werd weggevoerd naar Auschwitz. In haar kamer zat één raam, dat uitkeek op de hemel. En die was elke dag weer anders. “De weg van concentratie is geen gemakkelijke. Maar wij geloven dat we in de diepte meer van God op het spoor komen dan in de breedte.”

 

Pauline van Kempen
Dit artikel verscheen eerder in het Katholiek Nieuwsblad in de reeks over Groene Kloosters. 

Meer informatie: www.abdij-lilbosch.nl