Zorg en onderwijs zijn van oudsher belangrijke werkvelden voor de religieuzen. Veel van de bestaande ziekenhuizen en onderwijsinstellingen zijn ooit opgericht door religieuzen.
Geschiedenis
Vrouwelijke religieuzen hebben een enorme bijdrage geleverd aan het opzetten van de katholieke ziekenzorg. In de 19e eeuw hield ziekenzorg vooral verzorging in, want de geneeskunde was nog niet sterk ontwikkeld. Dit gegeven bepaalde ook het publiek dat de negentiende-eeuwse ziekenhuizen bevolkte: doorgaans arme mensen die thuis geen verzorging konden krijgen, waaronder veel bejaarden. Rond de eeuwwisseling veranderde dat, omdat toen de medische kennis snel groeide. Ziekenhuizen bleken nu ook aantrekkelijk voor bemiddelden, omdat men er genezen kon worden.
Eind jaren vijftig kwam de vraag op of religieuzen op dezelfde basis betaald moesten worden als leken. Na een intensieve en langdurige gedachten-wisseling werd deze vraag bevestigend beantwoord.
Binnen anderhalve eeuw zijn de condities waaronder de zusters werken fundamenteel veranderd. De werkzaamheden waarvoor de congregaties waren opgericht vallen nu onder staatszorg.
Zusters werden gesalarieerde krachten in loondienst en moesten het bestuur overdragen aan leken. Deels omdat de overheid een steeds grotere vinger in de pap wilde hebben, deels omdat er geen religieuze arbeidskrachten meer waren die de open plaatsen konden opvullen. Financieel bleek deze ontwikkeling voor de congregaties niet onvoordelig omdat heel wat zusters een vast inkomen binnenbrachten. In combinatie met de sobere leefstijl resulteerde dat in niet onaanzienlijke verdiensten, die voor een belangrijk deel als giften de congregaties, weer verlieten èn verlaten.
Religieuzen stonden aan de wieg van tal van instellingen op het terrein van de gezondheidszorg.
Project Religieus Erfgoed Menslievende Zorg
In 2011 is een aantal congregaties dat actief is (geweest) in de zorg, in samenwerking met de organisatie Reliëf gestart met het project Religieus Erfgoed Menslievende Zorg. Het doel van dit project is de waarden van de religieuzen doorgeven aan de zorgmedewerkers van nu. Grote zorg van veel religieuzen die in de zorg in brede zin werkzaam zijn geweest, was en is dat een te grote focus op technische en economische aspecten van de zorg ten koste gaat van aandacht voor de mens. De mens moet weer centraal staan en ook de verbinding tussen de zorgontvanger en de zorgverlener. En ook de verbinding tussen de zorgverleners onderling. In aanloop naar het project hebben de religieuzen een viertal kernwaarden bepaald:
- Mens: de hele mens staat centraal, niet de ziekte of het probleem. Dit geldt voor zowel de zorgvrager als de zorgontvanger.
- Respect: Zorgen met respect betekent enerzijds open staan voor de nood en het lijden van de ander, voor zijn of haar verlangens en hoop, maar anderzijds ook jezelf als zorgverlener serieus nemen en ruimte creëren om te werken aan de eigen groei en inspiratie.
- Verbondenheid als grondhouding betekent dat we als mens deel zijn van een groter geheel, dat we verbonden zijn, ook met de natuur en de kosmos – dat we schepsels zijn, ontvankelijk voor het geheel van de schepping en met een diep respect voor alles wat leeft. Dat betekent dat we ons totale mens-zijn en dat van de ander serieus moeten nemen.
- Levenskracht: zorg moet erop gericht zijn om de levenskracht van de zorgontvanger ruimte te geven. Of het nu gaat om genezing of om chronische of terminale zorg. Ook zorgverleners moeten in contact kunnen staan met hun eigen levenskracht om zich van binnenuit in te kunnen blijven zetten.
Gedurende de jaren dat het project loopt zijn er diverse inspiratiedagen georganiseerd waarin religieuzen en zorgmedewerkers elkaar ontmoetten. Daarnaast zijn er boeken, inspiratiekaarten voor gesprekken en lesmodules ontwikkeld. Ook zijn er twee tv-series ontwikkeld in samenwerking KRO-NCRV rond menslievende zorg.