Zuster Hildegard C. Koetsveld is benedictines in de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout. Zij vertaalde het boek Gemeenschap en andersheid van Ioannis Zizioulas, 2019
Lang heb ik geworsteld met de spanning tussen de zelfgave aan de gemeenschap en jezelf zijn. Die spanning, besefte ik, lag dieper dan alleen op het psychische of morele vlak. Ik hoopte, vanuit wat ik meende te begrijpen uit het Evangelie, dat het mogelijk zou zijn juist door zelfgave aan de kloostergemeenschap echt mijzelf te worden. Het ging en gaat me daarbij om het meest ultieme, om te mogen leven in gemeenschap met God. Toen het werk van de Grieks-orthodoxe theoloog Ioannis Zizioulas op mijn pad kwam, ontmoette ik iemand die mijn vragen besprak op dat fundamentele – ontologische – niveau waar ik zo naar verlangd had. Het eerste boek dat ik van hem las luidde Gemeenschap en andersheid; de eerste zin ervan: hoe kunnen die twee ooit met elkaar verzoend worden? Zizioulas heeft me leren inzien hoe ze in God verzoend zijn, maar dat dit, zolang wij, mensen, hier in gevallen staat verkeren, voor ons niet het geval kan zijn. Dat bood perspectief. Wat nu niet is, zal er zijn in het Rijk Gods. Wat vooral veel vreugde geeft, is dat de andersheid, die diepgevoelde uniciteit van wie je bent, zelfs, of beter gezegd, juist eeuwig gewaarborgd is in de gemeenschap met God, die, als de Drie-ene, in Zichzelf gemeenschap én andersheid is.
Monastiek leven als pijler voor de Kerk
Zizioulas ruimt in zijn denken een fundamentele plaats in voor het monastieke leven. De eucharistie en het monastieke of ascetische leven noemt hij de dragende pijlers van de Kerk. Monastiek leven is dus volop kerkelijk leven en de Kerk zal er niet buiten kunnen. Wat deze beide, eucharistie en monachisme, bewerken, is het doorbreken van grenzen. In de eucharistie vieren we de vereniging van God met heel de schepping die zijn lichaam zal worden. In Christus worden mensen van in-zichzelf-opgesloten-individuen tot kinderen van God en broeders en zusters van elkaar. Iedere eucharistie is feitelijk een paaservaring en een voorsmaak van het Koninkrijk Gods, dat ‘geproefd’ wordt in het heden.
Nieuwe mens in relatie tot oude mens
Toen ik op de roeping tot het kloosterleven inging, begreep ik dat het er op aan kwam de oude manier van mens-zijn achter me te laten, niet één keer, maar keer op keer. Er is een sterven nodig, een sterven aan jezelf. Door Zizioulas leerde ik het nieuwe mens-zijn te zien als een wisseling in relatie: de ‘oude mens’ blijft gevangen in een beweging naar zichzelf toe, altijd bedacht op zelfbehoud. De ‘nieuwe mens’ leeft in een vrije liefdesrelatie met Christus, en gaat – nooit meer los van Hem en in Hem – naar God, de medemens en het geschapene toe om hen te bevestigen in hun bestaan. Dit is een nieuwe geboorte, je vecht niet meer zelf voor je eigen identiteit en het behoud ervan; je ontvangt die van de Ander in en door de relatie met die Ander.
Als kinderen van onze tijd maken ook wij, monniken en monialen, deel uit van de seculiere mens met zijn angsten, lijden en hoogmoed en zijn er door getekend. Met onszelf dragen wij heel die mens en heel onze tijd binnen in de vuuroven van de liefde van Christus. Zingend veelal, wat het ook kost. Zingend in de vuuroven.