Broeder Ignatius Maria is in 2000 ingetreden bij de Broeders van Sint Jan. Sinds 2009 leeft hij in Nederland, eerst in Den Haag en sinds 2012 in Utrecht. In Utrecht is hij pastoor van de H. Gerardus Majellaparochie. Hij beantwoordt de vraag: ‘Broeder wie ben je?’
Broeder, wie ben je? “Ik ben van God” zou ik zeggen. We spreken in de kerk over het “godgewijde leven”: deze uitdrukking zegt het goed volgens mij: aan God toegewijd zijn, voor God leven. Waarom ik in een klooster leef? Vanwege God. Vanwege Jezus Christus, door wie God voor mij een levend persoon is geworden met wie ik in relatie kan treden, met wie ik gemeenschap kan hebben. Fascinatie van Jezus zou je ook kunnen zeggen. Niet alleen: zo wil ik ook zijn! Meer nog: Kom, volg mij! In mijn leven ervoer ik een soort aantrekkingskracht, heel discreet, verborgen bijna – maar wel krachtig. Aangetrokken door het mysterie van God. En 20 jaar later is het er nog steeds … en God is nog steeds een mysterie, meer nog dan 20 jaar geleden.
Kloosterleven als getuigenis
Vanaf het begin was mijn roeping tot het kloosterleven verbonden met een missionair aspect. Geroepen om Christus zichtbaar te maken in deze wereld, het getuigenis van het habijt bijvoorbeeld: “Ik ben van God”. En dan het broederlijke leven. In eenvoud met elkaar leven, door ons samen leven een teken zijn van het koninkrijk van God … ook al blijkt het best lastig in de praktijk en vraag ik me soms af: zijn we niet eerder een tegen-getuigenis? En toch: het raakt mensen wanneer ze ons mannen zien samenleven. Iets van God die liefde is zichtbaar maken. Broeder, wie ben je? “Een broeder dus …!”
Je zou je kunnen afvragen: als je je aan God wilt toewijden – waarom in een klooster? Waarom dat gemeenschapsleven? Ik denk dat juist hier de grootste schat ligt van het kloosterleven: een relatie met God kan alleen gezond zijn als ze in gemeenschap wordt beleeft. Mensen zoeken vandaag spiritualiteit; ze geloven – maar dan zonder instituut. En overal vind je dan aanbod van meditatiecursussen voor je persoonlijke groei, en het blijkt ook nog vaak te helpen. Maar of je daardoor in een werkelijke gemeenschap met God komt? Ik vraag het me af.
Gemeenschapsleven is wezenlijk
Zelf ervaar ik de verbinding met de gemeenschap, en dus ook met het instituut als wezenlijk voor mijn toewijding. Dat is niet altijd leuk, maar het is wezenlijk als ik mijn geloof in een God die is mens geworden serieus wil nemen: God sprak toen en spreekt dus ook vandaag tot mij door mensen – de uitdaging van de gehoorzaamheid, en dan heel concreet tegenover je overste, je bisschop, …
Ik denk dat dit het punt is dat onze wereld, onze samenleving het meest nodig heeft: Niet zozeer onze spiritualiteit, maar het getuigenis van gemeenschap! We hebben geen tekort aan spiritualiteit, maar aan gemeenschap, zou ik zeggen. En dan een heel concrete, dagelijks geleefde, zichtbare – met God en de medebroeders.