Regel

Een regel is het geheel van voorschriften in een klooster, waarnaar de bewoners moeten leven. De regel bepaalt onder meer de dagindeling, de spiritualiteit, de werkzaamheden en de manier waarop het gebouw is ingericht.

De regel van Pachomius

Pachomius leefde van circa 287 tot 346 of 347. Zijn regel is de eerste in zijn soort van monniken die zich aaneengesloten tot een gemeenschap met een gemeenschappelijke leef- en gebedsruimte, met gelijkvormigheid in kleding en voedsel, en met één bepaalde spiritualiteit
onder hetzelfde gezag. Als abt van het door hem rond 320 gebouwde klooster te Tabennisi (Opper-Egypte) heeft Pachomius door zijn klooster regel grote invloed uitgeoefend op de traditie van het latere monnikenleven in het Oosten en het Westen.

De regels van Basilius

Basilius werd in 330 in Caesarea in Cappadocië geboren, werd in 370 bisschop in zijn geboortestad en overleed aldaar in 379. In de regels voor het monnikenleven legde hij de nadruk op leven in een gemeenschap, op het liturgisch gebed en op handenarbeid. Binnen de regel kregen de monniken ruimte voor armenzorg en verpleging in zieken- en gasthuizen. Door de grote aandacht voor contemplatie beoogde Basilius een al te sterk activisme bij de monniken te voorkomen. Deze regels voor het monnikenleven worden nu nog door monniken in het Oosten onderhouden. De moderne katholieke kloostergemeenschap van ‘Fraternité de Jerusalem’ (St.-Gervais te Parijs) is gebaseerd op deze regels.

De regel van Augustinus

Augustinus (354-430), bisschop van Hippo, woonde met meerdere geestelijken samen in een soort kloostergemeenschap voor een leven van gebed, armoede, studie en zielzorg. De regel, uit zijn geschriften samengesteld, diende later als richtsnoer voor geestelijken die in een gemeenschap leefden. Hieruit ontstonden gemeenschappen van reguliere kanunniken, zoals norbertijnen en kruisheren. Ook sommige bedelorden, onder meer de augustijnen en dominicanen, namen de regel van Augustinus over.

De regel van Benedictus

Benedictus van Nurcia (+ 480-547), abt, stichter van de orde van de benedictijnen, heeft voor het schrijven van zijn regel waarschijnlijk op selectieve en creatieve wijze gebruik gemaakt van een anonieme regel, de zogeheten ‘Regula Magistri’. Zijn voornaamste bron vormde echter de bijbel, waarop hij steeds teruggreep. In zijn regel staat het zoeken naar God centraal. Door de regel leert de monnik steeds bewust in Gods tegenwoordigheid te leven zowel bij gebed als bij handenarbeid en studie. Hij zal in zijn ambt en zijn medebroeders God ontmoeten. Ten aanzien van de gasten, onder wie de armen, leert de regel: ‘Alle gasten die aankomen moeten worden ontvangen als Christus zelf, want Hij zal eens zeggen: “Ik kwam als gast en gij hebt Mij opgenomen”. (Regel hfst.53). het voornaamste kenmerk van de regel is de stabilitas loci, de verplichting om levenslang in het zelfde klooster te blijven. De regel kent geen onderscheid tussen clerici en lekenbroeders.

De regel van Franciscus

In zijn leefregel voor zijn volgelingen gaf Franciscus (1181-1226) vorm aan een nieuw type van ascetisch leven, dat afweek van het oudere monnikenleven, waarbij de monnik feodaal gebonden was aan de plaats. Franciscus realiseerde voor de bedelmonnik de armoede als een ongebonden-zijn aan enig aards bezit, individueel of gemeenschappelijk.

Delen