Voordat kandidaten naar Nederland komen

Een belangrijk punt bij de voorbereidingen op de komst van een buitenlands lid naar Nederland is dat een religieus instituut duidelijk voor ogen heeft wat men beoogt. Daarover wordt in de eerste paragraaf gesproken. Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de selectie van kandidaten, afspraken tussen de zendende en ontvangende provincies en de voorbereiding van zowel de kandidaat als de ontvangende gemeenschap.

Motieven om medereligieuzen uit te nodigen

Het proces van internationalisering kost veel energie en tijd van alle betrokkenen. En vooraf is er geen garantie dat het gaat lukken, want de uitdagingen voor zowel de buitenlandse religieus als de ontvangende gemeenschap zijn groot. Het is dus essentieel dat een religieus instituut zich de vraag stelt wat men beoogt wanneer men medebroeders of -zusters uit andere landen uitnodigt. Gaat het er voornamelijk om het eigen religieuze instituut in stand te houden? Of wil de buitenlandse provincie uit dank voor alles wat het heeft ontvangen juist te hulp schieten door leden te sturen om de gemeenschap in het ‘moederland’ te versterken en de zorg op zich te nemen voor oudere leden hier? Zowel het ‘overlevingsmotief’ als het ‘dankbaarheidsmotief’ zijn een wel erg smalle basis om het intensieve, veeleisende proces van internationalisering te dragen.

Wat is een steviger fundament? Dat kan men op het spoor komen door zich de vraag te stellen naar de betekenis van het eigen charisma in een veranderende wereld. Globalisering en multiculturaliteit zijn bepalende factoren. Internationalisering kan daar een antwoord op zijn. Konden in vroegere tijden religieuze gemeenschappen enkel bestaan uit mensen vanuit het eigen land, vandaag de dag is een openheid voor culturele diversiteit een voorwaarde voor toekomstig religieus leven. In een periode van confrontatie tussen verschillende culturen en onderdrukking van minderheden, zijn religieuzen geroepen om een concreet model van samenleven te tonen; een model dat aantoont dat het mogelijk is om als broeders en zusters samen te leven wanneer men de waardigheid van de ander erkent en hem of haar toelaat om zijn/haar gaven te delen. Dat kan een reden zijn om medereligieuzen uit andere delen van de wereld te vragen hier te komen om op hun wijze in onze cultuur vorm te geven aan het charisma van hun religieus instituut.

Door als broeders en zusters in internationale gemeenschappen samen te leven, levert men een tastbaar getuigenis dat dialoog en het intercultureel delen van goederen en dromen een waarde is op zich. Dit sluit aan bij de visie van Paus Franciscus op de rol van religieuzen. In “Verheugt u”, zijn rondzendbrief aan de religieuzen (2014), schrijft hij: “De broederlijkheid is het eerste en meest geloofwaardige evangelie dat we kunnen verkondigen. Ons wordt gevraagd om onze communiteiten humaan te doen zijn.”

De aanwezigheid van buitenlandse religieuzen in Nederland kan ook betekenis krijgen als het geschiedt vanuit een verbondenheid met al die andere migranten die in Nederland hun weg zoeken. Ook de buitenlandse religieuzen maken dezelfde problemen mee met cultuurschokken, moeite om de taal te leren, met verblijfspapieren en werkvergunningen. Tegelijk brengen ze vaak ervaringen mee in het leven binnen een multiculturele setting. Deze kunnen ook in Nederland goed van pas kunnen komen.

Draagkracht van ontvangende gemeenschap

Voor de ontvangende provincie betekent de komst van buitenlandse leden een aanzienlijke investering: financieel, materieel, affectief. Men gaat een commitment aan voor langere duur. De communiteiten die ontvangen, moeten in staat zijn de nieuwkomers te begeleiden, te ondersteunen en te helpen om zonder te veel schokken de omringende cultuur te ontdekken. Het gaat ook om hulp bij de pastorale oriëntatie ter plaatse en ondersteuning bij het leren omgaan met een kerkelijke en maatschappelijke situatie die heel anders is dan in het eigen land. Het is belangrijk zich de vraag te stellen of men daartoe de middelen en mensen heeft.

Het gemeenschapsleven verandert ook voor de Nederlanders wanneer medereligieuzen uit een ander land en een andere cultuur, in de meeste gevallen ook nog eens veel jongere mensen, mee gaan leven. Is een gemeenschap bereid zich te laten verstoren in haar gewoontes, zich te laten bevragen in haar zekerheden en haar manier van leven? Het komt soms voor dat een buitenlandse religieus hier ontdekt dat de Nederlandse leden vragen hebben bij zijn of haar komst. Dat kan pijnlijk zijn.

Selectie van kandidaten

Het verdient aanbeveling dat alle betrokkenen bij een besluit tot uitzending – generaal bestuur of oversten van zendende  en ontvangende provincie, maar ook de kandidaten zelf – de tijd nemen voor een proces van onderscheiding. Zorg voor een goede communicatie tussen betrokkenen over verwachtingen en wensen.

Omdat de overgang naar de nieuwe situatie veel vergt van kandidaten, moet een congregatie niet alleen kijken naar de professionele kwalificaties van een kandidaat, maar ook naar de emotionele en spirituele rijpheid.

Spirituele rijpheid: Een volgroeid gebedsleven kan helpen om staande te blijven in moeilijke situaties. Spanningen en problemen kunnen worden neergelegd in het gebed. Het gebed scherpt ook het onderscheidingsvermogen, wat helpen kan bij situaties die geen makkelijke oplossingen bieden. Daarnaast kan de specifieke spiritualiteit van een congregatie helpen om een gevoel van verbondenheid te creëren tussen leden van verschillende komaf.

Een flexibele, open houding: Kandidaten moeten openstaan voor een andere cultuur en niet bang zijn om in de complexe realiteit van een geseculariseerde samenleving te gaan werken. De overgang van een niet-westerse samenleving waarin religie een prominente rol speelt naar een westerse, geseculariseerde samenleving vraagt bijzondere kwaliteiten: een bereidheid Gods aanwezigheid te zoeken in een andere cultuur, ook in een geseculariseerde cultuur als de Nederlandse. Men moet zich erop voorbereiden dat priesters of religieuzen niet per se op een voetstuk staan. Priesterreligieuzen moeten goed beseffen dat zij in Nederland te maken krijgen met een manier van besturen waarin zij niet noodzakelijkerwijs het laatste woord hebben bij het nemen van beslissingen.

Motivatie: Speciale aandacht moet worden besteed aan de motivatie van kandidaten. Vormingsverantwoordelijken kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Intreden in een internationaal instituut mag niet als motivatie hebben dat men kiest voor een hogere levensstandaard of voor de kansen die een verblijf in een westers land biedt.

Meerdere buitenlandse leden tegelijk: Voor de dynamiek binnen een internationale gemeenschap is het wenselijk dat er meerdere buitenlandse leden aanwezig zijn. Dat biedt de nodige interactie en uitwisseling onder elkaar. Zo kunnen de buitenlandse leden op verschillende plekken worden ingezet en op verschillende momenten sabbatperiodes nemen, etc.

Natuurlijk biedt bovenstaande opsomming van kwaliteiten en voorwaarden een ideaalplaatje. In de praktijk weet men vooraf niet of iemand het zal redden in Nederland. Een goede communicatie tussen zendende en ontvangende provincie is en blijft belangrijk. Als het een kandidaat echt niet lukt om hier zijn of haar draai te vinden, dan kunnen de betrokken partijen evalueren wat er is gebeurd en wat men daarvan kan leren.

Afspraken tussen zendende en ontvangende provincies

Als na het proces van onderscheiding een besluit wordt genomen iemand naar Nederland te sturen, verdient het aanbeveling dat er goede afspraken worden gemaakt tussen de betrokkenen over verantwoordelijkheden, tijdsduur van de uitzending en financiën.

Plaats van verantwoording:

Het is goed van te voren duidelijkheid te scheppen over gezagsstructuren en rechten en plichten. Aan wie legt een religieus die wordt overgeplaatst naar een andere provincie of regio verantwoording af? Hoe is het actief en passief stemrecht van een uitgezondene geregeld? Behouden zij stemrecht in de zendende provincie; zo ja, voor hoe lang? Hebben zij automatisch stemrecht in de ontvangende provincie of regio? Zo ja, verliezen zij dan stemrecht in de eigen provincie?

Financiële afspraken:

Het gaat om afspraken over:

  • uitgaven voorafgaande aan het vertrek: familiebezoeken, retraites, voorbereidende cursussen, reiskosten, kosten voor levensonderhoud tijdens de periode van overplaatsing
  • vergoedingen of salaris die de uitgezondene verdient in de ontvangende provincie of regio
  • financiële rapportages
  • ziektekostenverzekering en pensioenpremies

Tijdsduur:

Hierbij gaat het om afspraken over tijdsduur en evaluatie. Wordt iemand voor bepaalde of onbepaalde tijd uitgezonden? Wat zijn goede momenten om te evalueren? Wanneer besluit men tot terugkeer of hernieuwing van de zending? Wie wordt betrokken bij die beslissing?

Voorbereiding van kandidaten

Studie van taal en cultuur:

Een degelijke voorbereiding van de buitenlandse religieuzen die naar Nederland komen is gewenst. Dat begint met het leren van de Nederlandse taal en eerste kennismaking met de maatschappelijke en kerkelijke situatie in Nederland. Het is niet altijd mogelijk om in het thuisland al een goede taalstudie te regelen en een degelijke oriëntering op geografie, klimaat, geschiedenis en de maatschappelijke en kerkelijke situatie in Nederland. Maar men kan een begin maken, bijvoorbeeld:

  • door middel van lectuur en videomateriaal over Nederland
  • door middel van contact (via mail of sociale media) met medereligieuzen in Nederland
  • door middel van ontmoetingen met anderen die op het punt staan op missie te gaan in een Europees land en verwachtingen en angsten te delen
  • door middel van ontmoetingen met landgenoten die teruggekeerd zijn uit Nederland of Nederlanders in het thuisland
  • door een cursus of studie te volgen van missiologische inzichten ten aanzien van inculturatie van het woord van God in moderne, westerse samenlevingen.

Het blijkt in de praktijk vaak niet eenvoudig om mensen individueel voor te bereiden op hun missie in Nederland. Opleidingen ter plekke zijn vaak erg klerikaal.

Sommige instituten hebben goede ervaringen met jongere leden die in Europa een opleiding hebben gevolgd en op die manier hebben kunnen proeven van de omstandigheden in een westers land. Sommige instituten laten jonge leden al tijdens hun opleiding stage lopen in een interreligieuze samenleving en in een andere cultuur. Deze ervaring scherpt de gevoeligheid voor culturele en religieuze verschillen.

Uitzending  en ondersteuning

Voordat iemand vertrekt, kan men een uitzendingsceremonie organiseren met medereligieuzen, parochianen en anderen, wellicht met een symbolische handeling als het overhandigen van een missiekruis.

Het ‘thuisfront’ is en blijft een belangrijke bron van steun. Met de moderne communicatiemiddelen is het veel makkelijker dan vroeger om contact te houden met vrienden en familieleden. Dit kan echter ook een valkuil zijn. Teveel contact met het thuisfront kan een obstakel zijn om goed thuis te raken in Nederland.

Vergunningen

Een prozaïsch, maar belangrijk onderdeel van de voorbereidingen is het regelen van verblijfs- en werkvergunningen voor buitenlandse religieuzen. Ook moet van tevoren de status worden onderzocht van beroepsmatige bevoegdheden in Nederland. Zie voor informatie over verblijfsvergunningen en werkvergunningen hoofdstuk 3: ‘Aanvraag voor verblijf en arbeid buitenlandse religieuzen’.

Gekozen in het generaal bestuur in Nederland

Wat voorbereidingen betreft, is de situatie van mensen die in een generaal bestuur worden gekozen anders dan die van contemplatieve religieuzen of leden met een pastorale, missionaire of diaconale taak. Bestuurders hebben doorgaans maar beperkt de tijd, meestal niet meer dan een paar maanden, om de verhuizing te regelen en zich voor te bereiden op hun komst naar Nederland. Voor het nieuwe bestuurslid is de overgang eigenlijk te abrupt. Helemaal op te vangen is dat niet. Maar het is goed dat de Nederlandse medebroeders of -zusters zich realiseren hoe groot de omschakeling is en dat ze daar begripvol mee om gaan en ruimte en tijd scheppen voor hun buitenlandse medezuster of -broeder om hier thuis te raken.

 

Conclusies en aanbevelingen

  • Houd goed voor ogen wat men beoogt wanneer buitenlandse leden worden uitgenodigd. De vraag naar de betekenis van het eigen charisma in een veranderende wereld is richtinggevend.
  • Zorg ervoor dat alle betrokkenen – generaal bestuur of oversten van zendende en ontvangende provincie en de kandidaten voor uitzending zelf – de tijd nemen voor een proces van onderscheiding.
  • Zorg voor genoeg draagvlak en draagkracht in de eigen provincie. Is de ontvangende gemeenschap bereid een lange termijn commitment aan te gaan met de nieuwe leden? En is men in staat de nieuwkomers te begeleiden en ondersteunen?
  • Communiceer met betrokkenen wat de verwachtingen en wensen zijn, zowel voordat iemand naar Nederland komt, als tijdens zijn of haar verblijf. Evalueer en leer gezamenlijk van dingen die niet goed gaan.
  • Vraag de zendende provincie om te kijken naar de emotionele en spirituele rijpheid van kandidaten, hun vermogen God te zoeken in een geseculariseerde context, hun vermogen om een nieuwe taal te leren, hun motivatie.
  • Voor de dynamiek binnen een internationale gemeenschap is het wenselijk dat er meerdere buitenlandse leden aanwezig zijn.
  • Zorg ervoor dat de buitenlandse religieuzen zich al voor vertrek zo gedegen mogelijk voorbereiden, met taalstudie en studie naar de Nederlandse context.
  • Maak duidelijke afspraken met de zendende provincie over verantwoordelijkheden, tijdsduur van de uitzending en financiën.
  • Stel je bijtijds op de hoogte van de eisen voor verblijfs- en werkvergunningen.