Als religieuzen hebben wij de opdracht een bijdrage te leveren aan een menswaardige maatschappij en wereld en aan de volledige ontplooiing van de mens. De waardigheid van iedere mens vindt haar grondslag in het Bijbelse gegeven dat de mens evenbeeld van God is. Die waardigheid is daarom een groot goed dat gewaardeerd, beschermd en bewaard moet worden.
Het seksueel misbruik in de Kerk heeft aangetoond hoe belangrijk het is aandacht te schenken aan een persoonlijk en gezamenlijk gedragen cultuur van preventie van grensoverschrijdend gedrag dat de waardigheid van anderen aantast. Dat geldt niet alleen op het vlak van seksualiteit, maar ook breder: bijvoorbeeld de omgang met macht en geld. Op al deze terreinen spelen cultuurverschillen een rol. Het is goed om bij de inburgering dus ook aandacht te besteden aan deze aspecten. In de rest van deze sectie wordt ingegaan op preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Bij een herformulering in 2018 van de taakstelling van de Pauselijke Commissie voor de Bescherming van Minderjarigen, valt de volgende zin op: “Inculturating abuse prevention and protection into the life and action of local churches remains the PCPM’s future goal and greatest challenge.” (PCPM 2017)
De internationalisering van het religieuze leven maakt dat het noodzakelijk is oog te hebben voor hoe dit in elke specifieke cultuur moet worden ingepast. Verschillende culturele achtergronden komen ook tot uitdrukking in verschillende manieren van omgaan met intimiteit en seksualiteit en in verschillen qua gedrag en communicatie op dat vlak. Hoe mensen omgaan met intimiteit; hoe, of en wanneer zij elkaar aanraken, verschilt sterk per cultuur, per geslacht en over generaties heen. Er bestaat zodoende niet één correcte manier van doen. Het is van groot belang hieraan goede aandacht te besteden in de vorming.
Daarbij komt dat seksueel misbruik en Me-Too affaires recent een cultuurshock veroorzaakt hebben, die maakt dat er de laatste jaren veel verschuift hierin. Er groeit een nieuwe soort voorzichtigheid die wel ook weer op verschillende manieren eigen wordt gemaakt.
Concrete punten van aandacht
1. Institutioneel
Verbanden die de grenzen van kerkprovincies en landen overstijgen, moeten omgaan met een veelvoud aan regels en normen. Onze Nederlandse Gedragscode Pastoraat geldt daarbuiten bijvoorbeeld niet, ook al zijn de uitgangspunten vrij universeel. Hetzelfde geldt voor onze manier van werken met VOG’s etc. Onder meer met het oog op processen van internationalisering is de gedragscode naar het Engels vertaald. U vindt hem via deze link: Code of Pastoral Conduct Netherlands
Internationalisering vraagt nieuwe institutionele kaders. Aandacht voor inculturatie van preventie hoort daarbinnen vanaf het begin een plek te krijgen, zowel institutioneel, sociaal, als qua (permanente) vorming. Zorg wat betreft de institutionele kant voor een heldere structuur van verantwoordelijkheden en regels rond meldingen en onderzoek van klachten. Op de KNR-website staan enkele voorbeelden.
Wanneer iemand wordt verplaatst naar een andere provincie of regio, vraag dan een verklaring van de vorige overste (of bisschop indien van toepassing), dat die persoon zich in het verleden niet schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik. Standaard formulieren daarvoor staan op de KNR-website: Antecedentenformulier, ook in het Engels.
Wanneer een lid of kandidaat voor studie, vorming, wonen of werk naar een andere provincie gaat, zonder formeel lid te worden van die provincie, regel dan goed onder wiens verantwoordelijkheid deze persoon valt.
2. Sociaal
Binnen een vertrouwde omgeving kennen we de grenzen en de onderling gewenste gedragspatronen. In een nieuwe omgeving gelden andere gedragspatronen Dat vraagt gewenning en aanpassing. Buitenlandse religieuzen moeten ook op dit vlak goed begeleid worden.
Houd er daarbij rekening mee dat weg gaan uit je omgeving ook betekent dat je minder valt binnen de sociale controle die hoort bij je eigen kring. Ook die bouwt zich maar langzaam opnieuw op.
In studies over misbruik en preventie is vaak gewezen op een verband tussen het in een persoonlijke crisis raken en vervallen tot grensoverschrijdend gedrag. In een vreemde situatie zijn mensen vaak minder weerbaar. Buitenlandse religieuzen voelen zich – zeker in de beginperiode – vaak onzeker over hun plek en rol in Nederland. Hierin schuilen risicofactoren voor zowel daderschap als slachtofferschap van grensoverschrijdend gedrag.
Schaamte en groeps-eer kan een rol spelen tussen leden met verschillende achtergronden. De Gedragscode Pastoraat van de Nederlandse kerkprovincie dringt aan op het elkaar collegiaal aanspreken bij zorgen over iemands lichamelijk en geestelijk welzijn (paragraaf 8) of bij mogelijk grensoverschrijdend gedrag (paragraaf 5 en 6). Elkaar collegiaal aanspreken blijkt in de praktijk echter vaak lastig. Daarbij speelt de vrees mee dat men de ander kan beledigen en onderlinge verhoudingen verstoord raken. Tegelijk beseft iedereen dat er opgetreden moet worden wanneer een medereligieus iets doet wat niet door de beugel kan. Vaak verwacht men dat de overste daar iets van zegt. Het kan behulpzaam zijn bij de vorming van religieuzen te werken aan een vorm van participatief leiderschap waarbij iedereen verantwoordelijk wordt gesteld voor de goede gang van zaken in een gemeenschap en het welzijn van de verschillende leden ervan.
3. Vorming
Een van de zaken die op het vlak van preventie het duidelijkst resultaat oplevert is goede aandacht voor ‘human formation’, zowel tijdens de initiële als de permanente vorming. Zie hierover ook de Handreiking Preventie 2013, hoofdstuk 1, met de daarbij horende literatuur.
Zowel in de initiële als in de permanente vorming is aandacht nodig voor het behoeden van een sfeer van onderlinge veiligheid, het leren om zelf grenzen te stellen en om die van anderen te respecteren. Wat iemand naar buiten toe wel/niet kan doen, wordt meestal thuis ingeoefend en ingeprent. Dus omgangsvormen dienen allereerst in de eigen kring/communiteit beoefenbaar en bespreekbaar te zijn en vandaaruit hun weg naar buiten te vinden.
Dit onderwerp moet niet vanuit angst, maar vanuit verlangen benaderd worden. Tenslotte zijn intimiteit en seksualiteit mooi en begerenswaardig, maar er komen wel grenzen bij kijken. Waar liggen die grenzen hier en nu tegen onze specifieke culturele achtergrond?