
Waar veel zeer oude mensen zijn, is er ook dementie. Kloostergemeenschappen kunnen ervan meepraten. Het afnemen van de verstandelijke vermogens is erg confronterend voor iedereen die dat overkomt, en ook voor de directe omgeving van zo iemand. Veel communiteiten maken mee dat een van hun leden langzaamaan achteruitgaat. Het kan jaren duren vanaf de eerste tekenen van vergeetachtigheid tot aan het punt dat iemand niet meer alleen gelaten kan worden. De communiteit moet dit dan opvangen.
Zorg voor dementerende medezusters/medebroeders
De dementerende leden van onze gemeenschappen mogen rekenen op goede zorg en liefdevolle ondersteuning. Beroepskrachten zijn hierbij van grote waarde, maar ook de andere leden van de gemeenschap hebben een rol. Zorgbehoeftige ouderen blijven steeds langer thuis wonen; zorgbehoeftige religieuzen blijven daarom ook steeds langer in hun klooster wonen. De medezusters en medebroeders zijn als het ware een familie, en ondersteunen elkaar. Dit gaat over het algemeen goed, soms nog beter dan in een gewoon gezin. Toch zitten er grenzen aan wat mogelijk is. Vandaar dat kloostergemeenschappen enige hulp kunnen gebruiken.
Tot enkele jaren geleden bood InziGt cursusdagen aan voor religieuzen en voor medewerk(st)ers van kloosters over hoe om te gaan met dementerende leden van de gemeenschappen. Dit aanbod kende grote belangstelling. Nu de cursusdagen niet meer gegeven worden, is de KNR op zoek naar een alternatief aanbod.
Dementie en kapittels
Naast de vraag om zorg doet zich in kloosters nog iets anders voor waarbij dementie een probleem wordt, en zelfs een gewetensvraag. Wat te doen bij kapittels en andere belangrijke vergaderingen? Het is een principe in het religieuze leven dat de gehele gemeenschap betrokken moet worden bij beslissingen die iedereen aangaan. Hebben dementerende leden van de gemeenschap nog steeds een stem?
Er zijn situaties bekend, waarin het stemgedrag van dementerende leden tot besluiten heeft geleid die verkeerd uitpakten. Zeker bij kleine gemeenschappen kan dit gebeuren. Er kunnen dus redenen zijn dat een gemeenschap van mening is dat een of meer van haar leden beter niet meer kunnen stemmen op een kapittel. Aangezien dit overal ter wereld steeds meer voorkomt, wordt er ook internationaal nagedacht over de vraag hoe om te gaan met het stemrecht van leden die niet meer bij machte zijn om de consequenties van bepaalde keuzes te overzien. Over het principe is men het eens: het recht om te kiezen en te stemmen is fundamenteel in het religieuze leven; leden die voor het leven lid zijn van het instituut of de sociëteit, hebben stemrecht; alleen om zeer ernstige redenen kan men hierop inbreuk maken.
Voorbeelden uit de praktijk
Met dergelijke situaties wordt op diverse manieren omgegaan. Die manieren zijn niet allemaal goed. Soms gebeurt het dat een kapittelbegeleider door de overste gewezen wordt op een lid van de gemeenschap die het allemaal niet meer zo kan bijbenen. De kapittelbegeleider gaat dan praten met zo’n zuster, broeder of pater, en bepaalt ter plekke of zij/hij kan deelnemen. Soms ook gebeurt het dat stembriefjes van dementerende leden apart gehouden worden, en niet meetellen voor het resultaat. Dit zijn twee voorbeelden van hoe het niet moet. In beide situaties is de zaak niet transparant en vatbaar voor verkeerde oordelen.
Een oplossing die veel gekozen wordt, is dat de overste met de betreffende religieus/-ze gaat spreken en haar/hem vraagt af te zien van stemmen en aan het kapittel bij te dragen door ervoor te bidden. Dit voorstel wordt niet zelden aangenomen. Zo ziet de dementerende religieus/-ze zelf vrijwillig af van het stemrecht.
Een moeilijkheid is dat dementie zich op verschillende manieren openbaart en ook verder gaat in de tijd. Is de persoon soms nog helder of niet? Moet iemand weten welke dag van de week het is, of moet iemand ongeveer kunnen overzien waar de vergaderstukken over gaan? Wanneer is iemand geestelijk te ver heen om deel te kunnen nemen aan kapittels en andere vergaderingen waarin besluiten worden genomen? Criteria zijn heel moeilijk te geven.
Gekozen oplossingen en de opvatting van de H. Stoel
Diverse religieuze instituten hebben een oplossing bedacht en die aan de H. Stoel voorgelegd. Het Dicasterie voor Instituten van Gewijd Leven en Sociëteiten van Apostolisch Leven (DIVCSVA) heeft nog geen procedure vastgesteld voor het afnemen van het stemrecht tegen de zin van het lid zelf. Wel is er goedkeuring gegeven bij een bepaald instituut voor een aanpak van deze vraag. Die procedure is afgeleid van die voor wegzending. Dit laat zien dat het Dicasterie van mening is dat men heel terughoudend moet zijn bij het afnemen van stemrecht. De procedure hiervoor moet transparant zijn en gebaseerd op bewijsstukken. Uiteindelijk neemt het generaal bestuur een besluit op collegiale wijze (vgl. c.699 CIC over wegzending).
Criteria om de geschiktheid van een lid om te stemmen te controleren zijn:
a. De permanente afwezigheid van het vermogen van het lid om beslissingen te nemen gedurende een periode van meer dan zes maanden
b. Het feit dat het lid op grond van een psychogeriatrische verklaring permanent op een gesloten afdeling woont.
Deze criteria laten zien dat het onvermogen om mee te doen langdurig en permanent moet zijn, en dat het vastgesteld moet worden door een deskundig arts. Zolang iemand nog af en toe heldere momenten heeft, kan het stemrecht niet worden afgenomen. Informeel kan het vaak gemakkelijker gebeuren, maar indien men zonder een dergelijke procedure een lid wil doen afzien van stemming, moet dit altijd vrijwillig zijn.