Wie zorgt er voor de laatste?

Steeds meer instituten komen in de situatie terecht dat ze nog maar enkele leden hebben in Nederland. Die leden zijn dan over het algemeen zeer oud. Het is niet verwonderlijk dat de laatste leden zich zorgen maken over wie er voor hen zal zorgen in die fase. Dit geldt zeker wanneer de laatste leden niet in één huis wonen.

Bestuurlijke situatie

Een eerste vereiste om te voorkomen dat iemand in eenzaamheid haar of zijn laatste jaren moet doormaken, is een goede bestuurlijke situatie. Er moet iemand zijn aangewezen om verantwoordelijk te zijn voor de laatste leden. Ook al zorgt deze persoon meestal niet zelf voor deze laatste leden, hij of zij is ervoor verantwoordelijk dat iemand dat doet.

Hoe dit vorm kan worden gegeven, hangt af van het soort instituut (internationaal of alleen in Nederland, van diocesaan of van pauselijk recht, benoemde leidinggevenden, etc.). Advies hierover kunt u krijgen bij het KNR-Bureau.

Feitelijke zorg

Wanneer het bestuur voor de laatste leden ingericht is, kan de feitelijke zorg nog verschillende gedaantes aannemen. Huisvesting is hierbij een belangrijk punt. Op diverse plaatsen wonen religieuzen van diverse instituten bij elkaar. Deze centra hebben veel voordelen. Een religieuze leefstijl is hier normaal. Er is altijd tot op zekere een sociaal vangnet, waardoor het gevaar van vereenzaming minder is.

Veel religieuzen zijn echter gehecht aan hun zelfstandigheid, en zullen niet willen verhuizen naar een groter geheel. In dat geval moet er een plaatselijke oplossing worden gevonden. Hier zullen de betreffende religieuzen vooral zelf iets aan moeten doen. Zij hebben een netwerkje nodig van mensen die een oog op hen houden, en helpen waar dat nodig is. De KNR heeft contact met enkele mensen die zo’n rol vervullen, en staat open voor contact met anderen die hetzelfde doen. Op die manier probeert de KNR deze mantelzorgers enige ondersteuning te geven.

In deze situaties wordt vroeg of laat vaak de noodzaak van een levenstestament duidelijk.