Het feit dat dementie tamelijk vaak voorkomt in onze religieuze instituten, waar vaak iedereen oud is, maakt dat we er niet omheen kunnen hier iets over te zeggen. Er zijn situaties bekend, waarin het stemgedrag van dementerende leden tot besluiten heeft geleid die verkeerd uitpakten. Zeker bij kleine gemeenschappen kan dit gebeuren. Er kunnen dus redenen zijn dat een gemeenschap van mening is dat een of meer van haar leden beter niet meer kunnen stemmen op een kapittel. Aangezien dit overal ter wereld steeds meer voorkomt, wordt er ook internationaal nagedacht over de vraag hoe om te gaan met het stemrecht van leden die niet meer bij machte zijn om de consequenties van bepaalde keuzes te overzien.
Fundamenteel recht
Met dergelijke situaties wordt op diverse manieren omgegaan. Die manieren zijn niet allemaal goed. Soms gebeurt het dat een kapittelbegeleider door de overste gewezen wordt op een lid van de gemeenschap die het allemaal niet meer zo kan bijbenen. De kapittelbegeleider gaat dan praten met zo’n zuster, broeder of pater, en bepaalt ter plekke of zij/hij kan deelnemen. Soms ook gebeurt het dat stembriefjes van dementerende leden apart gehouden worden, en niet meetellen voor het resultaat. Dit zijn twee voorbeelden van hoe het niet moet. In beide situaties is de zaak niet transparant en vatbaar voor verkeerde oordelen. Het mag nooit zo zijn dat het ontnemen van stemrecht vooral gebeurt bij leden van wie de overste verwacht dat zij tegen haar/zijn voorstellen gaan stemmen.
Het recht om te kiezen en te stemmen is fundamenteel in het religieuze leven. Leden die voor het leven lid zijn van het instituut of de sociëteit, hebben stemrecht. Alleen om zeer ernstige redenen kan men hierop inbreuk maken. Bovendien is deelname aan een kapittel of een vergadering van vergelijkbaar belang ook een plicht van leden. Veel leden nemen die plicht zeer serieus.
Criteria
Wanneer is iemand geestelijk te ver heen om deel te kunnen nemen aan kapittels en andere vergaderingen waarin besluiten worden genomen? Zolang iemand nog af en toe heldere momenten heeft, kan het stemrecht niet worden afgenomen. Criteria zijn heel moeilijk te geven. Moet iemand weten welke dag van de week het is, of moet iemand ongeveer kunnen overzien waar de vergaderstukken over gaan? Als de overste en de raad toch redenen zien waarom het beter is dat een bepaald lid niet meedoet, kan iemand daarover met het betreffende lid spreken. Het komt vaak voor dat dit lid dan bereid is af te zien van deelname, en toezegt voor het goede verloop te gaan bidden.
Procedure
Voor het afnemen van het stemrecht tegen de zin van het lid zelf, is er nog geen algemeen geldende procedure. Wel is het zo dat de DIVCSVA (Dicasterie voor Instituten van Gewijd Leven en Instituten van Apostolisch Leven) bij enkele instituten een voorstel heeft goedgekeurd. In deze instituten werd een strenge procedure voorgesteld, een procedure die is afgeleid van die voor wegzending. Dit houdt in dat er bewijsstukken (bijvoorbeeld doktersverklaringen) op tafel moeten komen, en dat het generaal bestuur, na voldoende onderzoek, op collegiale wijze een besluit neemt. Dit besluit behoeft dan geen bekrachtiging door de H. Stoel of de bisschop. Het zal duidelijk zijn dat deze procedure niet binnen een week afgehandeld kan zijn.
De hierop volgende procedure werd door de DIVCSVA goedgekeurd. Deze procedure werd als volgt omschreven. In de Constituties werd een artikel opgenomen met de volgende tekst:
Art. x Volgens de in de ordinationes precies vastgelegde criteria, die de onbekwaamheid om gebruik te maken van het kiesrecht betreffen, kan de algemene overste op basis van een desbetreffende medische diagnose samen met haar raad in collegiale stemming het kiesrecht van een zuster beperken. In dit geval moet de raad uit vier zusters bestaan. (analoog met CIC 699 § 1)
Vervolgens werden in de ordinationes deze criteria vastgelegd:
Criteria om de geschiktheid van een zuster om te stemmen te controleren zijn:
a. De permanente afwezigheid van het vermogen van de zuster om beslissingen te nemen gedurende een periode van meer dan 6 maanden
b. Het feit dat de zuster op grond van een psychogeriatrische verklaring permanent op een gesloten afdeling woont.
In beide gevallen moet de procedure verlopen, zoals bepaald in art. x van de Constituties, analoog aan CIC 699 § 1
Samengevat:
Ontneming van stemrecht bij dementie moet zeer terughoudend worden toegepast. De procedure hiervoor moet transparant zijn en gebaseerd op bewijsstukken. Informeel kan het vaak gemakkelijker gebeuren, maar indien men zonder een dergelijke procedure een lid wil doen afzien van stemming, moet dit altijd vrijwillig zijn.